Vanaf 1980 was Khanti actief binnen het Theravada Boeddhisme. Lange tijd was zij aangesloten bij een Boeddhistische groep in Den Haag. Hierna volgde ze vele lessen bij Kheminda Merkus in Leiden. Khanti en Kheminda hadden samen een sterke band. Toen Kheminda ziek werd heeft Khanti haar tot het einde toe verzorgd. Na het overlijden van Kheminda begon Khanti, op uitnodiging van Chitra uit Wassenaar, in kleine kring meditatiebegeleiding te geven. Nel Kliphuis bracht Khanti in contact met Frits Koster en vanaf 2000 organiseerde ze Vipassana-weekenden onder leiding van Frits in Leiden.
Steeds meer richtte Khanti haar aandacht op de Mettameditatie. In eerste instantie in samenwerking met Jotica Hermsen. Later begeleidde Khanti zelfstandig vele Mettameditatie-weekenden en lezingen in de Mettavihara in Amsterdam (Shanga Metta Vipassana Meditatiecentrum ). Op verzoek gaf Khanti ook in Groningen, Rotterdam, Den Haag en in andere plaatsen in Nederland Mettameditatie-bijeenkomsten.
Naast de Theravada monniken zoals Nyanaponika en Maha Gosananda waren Sharon Salzberg en Josef Goldstein een inspiratiebron voor haar. Ze was geïnteresseerd in de diverse Boeddhistische stromingen maar ook in de overeenkomsten met andere levensbeschouwingen.
Compassie, verdraagzaamheid en mededogen waren de eigenschappen die Khanti leefde en daardoor ook naar buiten kon overbrengen. Khanti wist mensen echt in het hart te raken en heeft bij velen een onuitwisbare indruk achtergelaten.
Ze was liefdevol naar anderen en straalde een warme vriendelijkheid uit. Die liefdevolle vriendelijkheid (Metta) stond centraal in haar leven. Het was prettig om in haar omgeving te vertoeven.
In 2007 werd vastgesteld dat ze ongeneeselijk ziek was. Ze verspreidde een wonderbaarlijke kracht. Haar grote gelijkmoedigheid bleek uit haar woorden: “Ik wil de dood niet van me weg duwen, noch naar me toe halen. Het is zoals het is.”
Op 17 september 2007 is ze in rust van ons weggegaan.
Haar liefde, betrokkenheid en warmte zullen wij altijd met ons meedragen.